Aan het leven van Jan Jozef Beyens kwam op 25 augustus 1950 abrupt een einde. Dit is zijn verhaal, verteld door zijn familie.

Jan werd geboren op 3 december 1925 in Ravels-Eel, als oudste van 15 kinderen. Zijn ouders waren boeren, en spelen veranderde al snel in meehelpen op de boerderij, zeker als oudste kind. De natuur en de bossen waren zijn leefwereld. Niet te verwonderen dat hij jager werd, net als zijn oom, peter en naamgenoot Jan Baptist Beyens.

Hij leerde een meisje kennen, Maria Van de Pol, en in 1949 trouwde hij met haar. Een jaar later, op 26 juli 1950, werd hun dochtertje Annie geboren. Stel je voor: het eerste kindje van Jan, het eerste kleinkind van de grootouders en een heleboel familie die voor het eerst nonkel en tante werden. Dat was euforie ten top, maar helaas het enige lichtpunt in een voor de familie Beyens zo rampzalig jaar.

Trouwdag Maria en Jan

Zoals gezegd was Jan jager.

Door de geboorte van Annie was hij een hele tijd niet gaan jagen, maar eind augustus begon hij terug te ‘loeren’. Loerjacht is een toegelaten vorm van jacht waarbij de jager zich ’s morgens en ’s avonds verdekt opstelt en heel stil blijft zitten om de konijnen niet te alarmeren. Om die reden wordt een jachthond niet meegenomen bij loerjacht. De konijnen komen dan uit hun schuilplaatsen om te gaan eten en kunnen geschoten worden. Konijnen waren in die jaren een echte plaag en de boeren leden daardoor veel schade.

De ochtend van 25 augustus 1950

Jan vertrok thuis rond 4.00 uur. Via Hofstraat reed hij dwars door de Staatsbossen. Niet ver van grenspaal 205 liet hij zijn fiets achter en ging hij te voet verder.

Vanaf grenspaal 205 richting grenspaal 204 is er een zandweg op Belgisch grondgebied, die evenwijdig loopt met de grens. Na een paar 100 meter is er een berm met berkenbomen en ook een zandweg op Nederlands grondgebied met daarachter een dennenbos. De zandweg op Belgisch grondgebied loopt daar evenwijdig met de Nederlandse zandweg.

Tussen deze 2 zandwegen bevindt zich de berm met berkenbomen, daartussen loopt de grens. De konijnen komen uit de Nederlandse bossen, steken de grens over en komen op de Belgische velden eten. Een ideale plaats voor de loerjacht. Jan installeerde zich in de gracht op Belgisch gebied en schoot enkele konijnen.

Opperwachtmeester der Rijkspolitie Nederland Edward v. d. Z. had zijn ondergeschikten enkele dagen eerder de opdracht gegeven extra te patrouilleren langs de grens. Edward v. d. Z. was zelf ook een jager en had jachtbelangen in die bewuste bossen. En dus waren de marechaussees Willem L. en Theodoor v. K. om 5.30 uur in de buurt. Wat er toen gebeurde, weten alleen die 2 marechaussees. Willem L. beweerde dat Jan gevlucht was, op hem schoot met zijn jachtgeweer en dat hij toen uit wettige zelfverdediging terugschoot met zijn revolver. Een Belgische boer, Lowieke H., die in de omgeving aan het melken was, was later heel formeel: hij had maar 1 schot gehoord, een revolverschot. Door zijn legerdienst kende hij heel goed het verschil tussen de knal van een revolver en dat van een jachtgeweer.

De kogel doorboorde de borst en het hart van Jan Beyens, die nog enkele passen strompelde en dan dood neerviel, 47 meter op Belgisch grondgebied.

Het onderzoek

Theodoor v. K. bracht zijn chef Edward v. d. Z. op de hoogte van het gebeuren. Ook aalmoezenier Jacobus v. G. werd telefonisch door Theodoor v. K. verwittigd dat er aan de grens iemand neergeschoten was. De aalmoezenier vertrok meteen met zijn auto en kwam om 6.10 uur ter plaatse aan. Ondertussen was Willem L. daar helemaal alleen achtergebleven. De 3 marechaussees werden een aantal keren verhoord. Hun verhalen kwamen niet overeen, en ook per persoon veranderden de getuigenissen. Daardoor werd het vermoeden van de familie dat er sporen werden vernietigd alleen maar versterkt.

Om 7.15 uur passeerde een Nederlandse douanier, Gysbrecht B. toevallig op die plaats. Hij heeft een tijdje met Willem L. en Theodoor v. K staan praten. Zij hebben hem niet verteld dat er diezelfde ochtend een man was doodgeschoten en hoewel het lichaam slechts op een 50-tal meters daarvandaan lag, heeft hij het niet gezien. Later vertelde hij zijn dienstgeleider van Tilburg dat hij niet begreep waarom zij hem toen niet verteld hebben wat daar was gebeurd.

Om 9.00 uur werd door de Rijkspolitie Nederland aan de Belgische Rijkswacht in Arendonk in beknopte bewoordingen meegedeeld wat er gebeurd was. Rond die tijd passeerden de gebroeders Frans en Jos H. uit Ravels-Eel ook daar om een aantal koeien naar een verderop gelegen weide te brengen. De Nederlanders spraken hen aan, zowel op de heen- als op de terugweg, en dus keken zij naar de marechaussees en zagen ook zij het lichaam niet liggen. Rond 10.00 uur vond August V., huurder van de jachtrechten in de Staatsbossen, de fiets van Jan. Hij wist niets van het gebeuren en nam de fiets mee naar zijn jachthut.

Rond dezelfde tijd waren daar ook de Belgische douaniers Jos V. G. en C. op ronde. Zij vernamen het verhaal van de fiets en een beetje later kwamen zij op de plaats van het gebeuren. Jos V. G. zei tegen Edward v. d. Z.: “Ik ken het slachtoffer goed, hij is vorig jaar getrouwd en heeft sinds enkele weken een kindje”. De opperwachtmeester antwoordde: “En dit hier zijn de boosdoeners, zij hebben hem doodgeschoten”, wijzend naar Willem L. en Theodoor v. K.

Het Belgisch parket kwam aan rond 11.00 uur, het Nederlandse onderzoeksteam was al eerder daar. Douanier Jos V. G. heeft de fiets van Jan dan opgehaald en aan de onderzoekers bezorgd.

In Ravels-Eel was Maria intussen heel ongerust, want haar geliefde had al lang thuis moeten zijn. Ze was al bij haar schoonvader Toon langs geweest maar die wist ook niet waar Jan zat. Na nog wat afgewacht te hebben, werd nonkel Jan Baptist Beyens gehaald. Hij reed naar Kruisberg om Jan te gaan zoeken. Als gewezen jager wist hij waar zijn neef zou gaan jagen. Zijn vermoeden werd snel bevestigd. Dat was niet moeilijk, want er was een ongewone drukte daar aan de grens: de 3 marechaussees, het Nederlandse onderzoeksteam en het Belgisch parket. Vanaf toen veranderde het onbezorgde leven van Maria en de familie Beyens in een nachtmerrie.

Het Nederlandse onderzoek pleitte Willem L. vrij. Hij werd zelfs bevorderd en overgeplaatst naar een andere standplaats. Voor Nederland had Willem L. gehandeld uit wettige zelfverdediging. In Nederland mocht de politie toen schieten om iemand te raken als er geen gevolg gegeven wordt aan het roepen van “Halt”, zelfs wanneer er geen dreiging uitgaat van de vluchter.

Maria en de rest van de familie konden geen vrede nemen met deze uitleg en de getuigenissen van de marechaussees en het verloop van het onderzoek. De beweringen van de marechaussees verschilden te erg. Jan werd door hen ten onrechte afgeschilderd als een misdadiger, iemand die de Nederlanders naar het leven zou hebben gestaan. De Nederlanders die beweerden dat Jan zich op Nederlands grondgebied bevond, het Belgische parket dat toestond dat daags na het gebeuren het veld omgeploegd werd zodat alle sporen definitief uitgewist werden …

Maria en de familie Beyens hebben hemel en aarde bewogen om de waarheid aan het licht te brengen en om Jan niet te laten afschilderen als misdadiger.

In België zat het onderzoek muurvast. Alles dreigde voor eeuwig in de doofpot te belanden, tot Maria een brief schreef aan de toenmalige Nederlandse koningin en vader Beyens aan de toenmalige minister van Wederopbouw.

Toen kwam alles in een stroomversnelling. Het kwam zelfs tot een confrontatie tussen de Nederlandse beschuldigden en de Belgische onderzoekers. Dat gebeurde in het klooster in Baarle-Hertog/Nassau in een zaal waar de grens door liep. Omdat de Nederlanders absoluut wilden vermijden dat hun landgenoot Willem L. opgepakt zou kunnen worden op Belgisch grondgebied, werd de zaal tot een soort niemandsland verklaard. De Nederlanders kwamen binnen via een Nederlandse deur en de Belgische onderzoekers, waaronder procureur August B., kwamen binnen via een Belgische deur. Op die manier moest niemand zijn landsgrens overschrijden en behield iedereen zijn bevoegdheid. Er werd een tafel in de zaal geplaatst met aan de ene kant de Nederlanders op Nederlands grondgebied en aan de andere kant de Belgen op Belgisch grondgebied.

Krantenartikel

Een akelige zaak

In januari 1952 maakte het Belgisch gerecht in Turnhout brandhout van het Nederlandse onderzoek en veroordeelde Willem L. tot een effectieve gevangenisstraf van 1 jaar met onmiddellijke aanhouding en een aanzienlijke geldboete. Willem L. daagde niet op bij die rechtszitting, is later nooit meer in België geweest en ontliep zo zijn straf. Hij belandde automatisch op de lijst van gezochte personen.

Die veroordeling was een blamage voor de Nederlandse autoriteiten. Een marechaussee, in Nederland van alle schuld gezuiverd en pas bevorderd, werd in België een gezochte misdadiger. De Nederlandse autoriteiten openden opnieuw een onderzoek, en zowel Willem L. als Edward v. d. Z. werden met onmiddellijke ingang oneervol ontslagen.

Een verhaal met open einde

Toch was dat niet het einde van het verhaal. Op 10 juli 2018 zocht een man contact met de familie. Hij verklaarde dat hij op 25 augustus 1950 gezien had dat Jan Beyens doodgeschoten werd. Een donderslag bij heldere hemel voor de familie.

Dit was wat hij vertelde:

“Op 25 augustus 1950, toen ik 12 jaar was, ging ik samen met onze knecht melken op Kruisberg. Het was toen ongeveer 5.30 uur. Net toen we aan grenspaal 205 kwamen, hoorden we een schot, duidelijk niet van een jachtgeweer. De vlakte daar was toen nog niet begroeid met houtgewas en we zagen een man enkele passen strompelen, door zijn knieën zakken en voorover op de grond vallen.

We zetten onze melkkitten op de grond en liepen zo snel mogelijk naar hem toe. Net over de grens, op Nederlands grondgebied, stonden 2 marechaussees en op het (Belgische) veld lag een man voorover op zijn buik. De Nederlanders riepen: “Blijf weg van dat lijk”. Onze knecht antwoordde: “Dan zult ge mij daarnaast moeten leggen”, en ging kijken. Hij zag dat de man dood was. Ik was veel te bang en durfde er niet naartoe gaan. Ik heb gezien waar Jan Beyens zich geïnstalleerd had om niet door de konijnen gezien te worden, de afdrukken in het gras van de grachtkant waren duidelijk. De Nederlanders hebben toen onze namen en adres gevraagd. We zijn dan weggegaan en hebben het thuis verteld. Onze vader zei: “Vertel dat tegen niemand, want anders krijgen jullie grote problemen.” In die tijd was vaders wil wet, dus we hebben het aan niemand verteld. Ongeveer een jaar later werden we schriftelijk opgeroepen om in Tilburg op het gerecht een verklaring af te leggen van wat we hadden gezien. Nadat we daar ondervraagd werden, hebben we niks meer vernomen. De knecht is intussen al lang dood en dit is de eerste keer dat ik dit aan iemand vertel.”

Wat nu? Verbazing alom bij de familie. Hoe moeten ze daarmee omgaan? Rechterlijk zal alles wel verjaard zijn. De marechaussees en het Nederlands gerecht hebben nooit melding gemaakt van die 2 getuigen. En dat is niet te begrijpen, toch?